top of page

Pinksternakels

De Nederlandse keuken is voornamelijk geïnspireerd door het landbouw- en veeteeltverleden van Nederland. Hoewel de keuken per streek kan verschillen met specifieke producten, is er een aantal typisch Nederlandse gerechten en ingrediënten.

Nederlandse gerechten zijn vaak stevig en voedzaam, en over het algemeen nog steeds erg afgestemd op de overwegend fysieke werkzaamheden die de Nederlander in het verleden deed.

Al zie je wel dat de Nederlandse keuken open staat voor invloeden van buitenaf. Door ons koloniale verleden zijn veel gerechten met een Indische of Surinaamse oorsprong ontleend en ook uit de Franse, Italiaanse, Griekse, Duitse en Spaanse keuken zijn gerechten en/of ingrediënten overgenomen.


DEG is een manier van eten die veel raakvlakken heeft op de Mediterrane keuken. We hebben inmiddels gemerkt dat dit een goeie manier van voeden is, hoe komt het dan, dat een grote groep Nederlanders steeds meer moeite heeft om op gewicht te blijven en gezond.

Laten we eens kijken wat we vroeger zoal aten op een dag.

Het blijkt dat kool, rapen, pastinaken (toen pinksternakels genoemd) en wortelen tot de oudste groenten behoren . Men gaat ervan uit dat pastinaken als het algemene voedsel voor de armere bevolking vóór de invoering van aardappelen was.

Het begrip stamppot dateert overigens van begin twintigste eeuw en wordt gebruikt voor het begrip gestampte maaltijd.

Het begrip hutspot is veel ouder en wordt al vanaf de zestiende eeuw gebruikt. Bij een hutspot worden de ingrediënten gemengd of “gehusseld” i.p.v. gestampt. Het woord is gevormd uit de stam van hutsen, husselen, en pot. Het blijkt dat de Peen en Uien van oorsprong een Spaans gerecht is en deze werd gemaakt met vlees, uien wortelen en pastinaak. Door de Spaanse bezetting hebben wij dit gerecht leren kennen en dit is nu de tegenwoordige “Hutspot”.

Pas later, toen de aardappel naar Europa kwam is daar de aardappel voor in de plaats gekomen.

Voor de komst van de Romeinen waren vee, oer granen, bier, peulen, lijnzaad (voor olie) en inheemse soorten wild, vis, gevogelte, noten, bessen, paddenstoelen en kruiden belangrijke voedingsingrediënten.

Tot aan de ontdekking van Amerika vormden naast vis (vers, gedroogd of gezouten), varkensvlees, wild en gevogelte (veel meer soorten dan tegenwoordig), peulvruchten, honing, granen en brood de hoofdbestanddelen.

De armen aten roggebrood, knollen, bonen, vis en gevogelte (bijv. vette spreeuwenjongen die ze vlak voor het uitvliegen uit de nesten op hun dak haalden) en de rijken naast tarwe en witbrood, kaas, wild en erwten exotische ingrediënten als amandelen, zuidvruchten, vijgen en dadels. Boter en vet werden gebruikt om in te braden. Dit betekende dat het overgewicht veel meer bij de rijken dan bij de armen voorkwam.

Vanwege de kerkregels (vasten­dagen) at men vaak vis. Het haring kaken (haring werd hierdoor langer houdbaar) droeg in sterke mate bij aan de populariteit van met name deze vissoort.

Hoewel er regenwater als drinkwater werd gebruikt, werd er in de middeleeuwen veel meer bier gedronken omdat het buitenwater vooral in de steden te vuil werd om te drinken. Zo werd bij het gewone volk bier en bij de rijken wijn steeds belangrijker.

Op het platteland werden veel melkproducten gedronken. Later in de tijd werden die in de steden verkocht door melkboeren. Populaire groenten waren uien, prei, wortels, knollen, rapen, kool en sla. Om te kruiden werd veel mosterd en azijn gebruikt.

Gewoonlijk waren er twee maaltijden per dag: het middagmaal en een licht avondmaal.

Moralisten keurden het onderbreken van de nachtelijke vasten op een te vroeg tijdstip af, en de ontwikkelde lagere adel vermeed het. Om praktische redenen, ontbeten de werkende mannen wel, en het werd ook getolereerd voor jonge kinderen, vrouwen, ouderen en zieken. Omdat de kerk predikte tegen gulzigheid en andere zwakheden van het vlees, schaamden mannen zich voor de zwakke gewoonte van ontbijten.

Overvloedige banketten en soupers (late avondmaaltijd) met grote hoeveelheden alcoholische dranken werden als immoreel beschouwd. Het laatste werd voornamelijk geassocieerd met de slechte dingen zoals gokken, grof taalgebruik, dronkenschap en ontuchtig gedrag. Kleine maaltijden en tussendoortjes waren een algemeen gebruik (hoewel dit ook door de kerk afgekeurd werd), en de arbeiders kregen een toelage van hun werkgevers om nuncheons te kopen, die tijdens de pauzes gegeten werden.

Voor het grootste deel werd het koken gedaan met behulp van simpele stoofpotten, omdat dit de meest efficiënte manier was om het houtvuur te gebruiken en het zorgde ervoor dat de kooksappen niet verloren gingen. Hierdoor waren de maaltijdsoepen en de stoofpot de meest gangbare maaltijden. De middeleeuwse maaltijden hadden over het algemeen een vrij hoog vetgehalte, tenminste wanneer men zich het vet kon veroorloven. In die tijd werd dit ook niet als een probleem gezien vanwege het zware werk, de hongersnood en een grotere acceptatie (of zelfs zeer wenselijk) van corpulentie; alleen de armen, de zieken en de devote asceten waren dun.

De kennis over de middeleeuwse kookkunst komt zowel uit overgeleverde kookboeken en afbeeldingen (met name miniaturen) als uit middeleeuwse rekeningen en kronieken.

Conclusie:

De mensen hadden door zware arbeid meer beweging, meer vetinname, geen geraffineerde suikers, weinig vruchten. Veel groenten- vis- vlees- stoofpotten en soepen met roggebrood.

Knollen, peulvruchten en andere seizoengroenten, geen tarwe en witbrood en het brood wat regelmatig genuttigd werd bestond uit, roggebrood. Meer vis dan vlees en geen aardappelen want die waren er nog niet!


Lieve groet


26 weergaven2 opmerkingen
bottom of page